0: Absolute beginner: Op schaatsen kunnen staan maar een hulpmiddel nodig als boarding of rekje.

1: Zelfstandig kunnen staan op schaatsen en kan evenwicht bewaren, heeft echter nog erg veel moeite met vaart maken middels opeen volgende afzetten.

2: Kan zowel met linker als rechter schaats vaart maken doormiddel een zijwaartse afzet.

3: Kan in de schaatshouding minstens 20 meter onafgebroken links en rechts afzetten en kan de bocht doorkomen middels een stepbeweging met het rechterbeen. 

4: Kan de schaatshouding één ronde onafgebroken volhouden. Kan in de schaatshouding in de bocht een aantal losse keren “pootje over” maken. 

5: Ten minste twee hele rondes in de schaatshouding blijven schaatsen en in de bocht minstens vier keer achter elkaar “pootje over”.

6: Gedurende langere periode (ten minste 5 rondes) kunnen schaatsen, waarbij de bocht volledig “pootje over” wordt geschaatst. 

7: Op een hogere snelheid gedurende een langere periode kunnen schaatsen, afgestemd niet alleen op eigen ritme maar ook aan te passen aan anderen.